Het is een zwoele zomernamiddag als ik me richting de kust begeef, door het open raam van mijn auto ruik ik de zee. Vanmiddag mag ik twee oudere mensen opnieuw ontmoeten om met elkaar te bespreken wat aandacht vraagt voor hun toekomstige afscheid. Zij heeft aangegeven eraan toe te zijn, hij nog niet. Sinds het te snel en abrupt overlijden van hun zoon, waarvan ik de uitvaart vier jaar geleden mocht begeleiden, is samen praten over verdriet en de dood moeilijk geworden. Te confronterend.
Bij aankomst ga ik via de tuin naar binnen, ze is alleen. In ons gesprek vertelt ze snel en bondig haar gedachten over haar uitvaart. Geen poespas. Ze vertelt verder uitgebreid over haar verdriet en het missen van hun zoon. Haar echtgenoot komt later thuis en we verplaatsen ons naar de prachtige tuin. Zijn plek om op adem te komen. Genietend van al het moois laat hij me de tuin zien en voel ik zijn aarzeling om te praten. We gaan zitten aan een tafel in de schaduw van een boom, die letterlijk grenst aan de duinen.
In het vervolg van het gesprek luistert hij vooral. Haar wensen voor de uitvaart zitten gevangen in vragen die ik deels kan beantwoorden maar ook zijn gedachten zijn nodig voor haar. De behoefte is er om over hun zoon te praten en hoe moeizaam ze samen de draad weer opgepakt hebben. Liefdevol pakt hij haar hand en staat op, hij laat ons even alleen. Als hij terugkomt heeft hij drie glazen en een fles witte wijn bij zich. Zijn ogen zijn rood omrand en vochtig van de tranen. “Fijn dat we dit met jou kunnen bespreken, zegt hij, laten we proosten op onze zoon”. We heffen het glas en genieten van de zonnestralen.
Ik heb ze bij regelmaat nog een bezoekje mogen brengen, tot vorig jaar waarin ze na een periode van ziekte is ingeslapen. Thuis in haar vertrouwde omgeving. Liefdevol verzorgt door haar man, tot op het allerlaatste moment. Definitief afscheid in hun mooie tuin aan de duinen die in de hoogtijdagen van de zomer prachtig in bloei stond.